Inhoud - Cursus Programmeren voor beginners
De cursus Programmeren voor beginners bestaat uit de volgende 6 modules:
Module 1 – Inleiding tot programmeren
In deze eerste module maak je kennis met de wereld van het programmeren. Je leert wat programmeren inhoudt en bij welke toepassingen je software tegenkomt. Vervolgens duik je dieper in de verschillende deelgebieden binnen het programmeren, zodat je een idee krijgt van de breedte van het vakgebied. Daarna zoom je in op een belangrijk onderwerp: programmeertalen. Je leert over de geschiedenis, de verschillende indelingen van programmeertalen en de meest gebruikte talen van dit moment. Tot slot leer je waar je op moet letten als je een programmeertaal kiest om te leren, zodat je na deze opleiding een weloverwogen keuze kunt maken over hoe je je verder wilt ontwikkelen.
Module 2 – Variabelen en gegevenstypen
In deze module maak je kennis met twee fundamentele concepten in het programmeren: variabelen en gegevenstypen. Je leert wat variabelen zijn, waarom ze nuttig en soms noodzakelijk zijn en hoe je ze gebruikt. Daarnaast leer je over verschillende soorten gegevenstypen, zoals getallen, tekst en meer complexe types zoals lijsten. Je zult ontdekken waarom het belangrijk is om het juiste gegevenstype te kiezen en wat de gevolgen kunnen zijn als je dat niet doet. Om deze concepten te oefenen, ga je aan de slag met MakeCode, een visuele programmeeromgeving waarmee je op eenvoudige wijze kunt programmeren voor de micro:bit. Zo ervaar je de theorie direct in de praktijk.
Module 3 – If/Else, Loops, Functies
In module 3 leer je over drie andere fundamentele concepten die in elke programmeertaal terugkomen: if/else-constructies, lussen en functies. Met if/else-constructies kun je het programmaverloop beïnvloeden door keuzes te maken op basis van vergelijkingen. Lussen gebruik je om bepaalde acties meerdere keren te herhalen, bijvoorbeeld voor elk element in een lijst. Functies zijn herbruikbare stukken code met een bepaalde taak, die je op meerdere plaatsen in je programma kunt aanroepen. Net als in de vorige module maak je ook nu weer gebruik van MakeCode.
Module 4 – Werken met een editor
Programmeren is werken met tekst, maar niet zomaar tekst. In deze module maak je kennis met Integrated Development Environments (IDE's), krachtige hulpmiddelen die het werken met code een stuk eenvoudiger maken. Je leert wat de voordelen zijn van het gebruik van een IDE ten opzichte van een simpele teksteditor. Aan de hand van voorbeelden zie je hoe een IDE je ondersteunt bij het werken met meerdere bestanden en stukken code, het uitvoeren en debuggen van je programma's en het doorvoeren van wijzigingen.
Module 5 – Versiebeheer
Heb je ook wel eens dat je vijf versies van hetzelfde document hebt? In het programmeren komt dit gelukkig niet voor! In deze module maak je kennis met versiebeheer, een onmisbaar hulpmiddel bij het ontwikkelen van software. Je leert wat versiebeheer inhoudt, waarom het zo nuttig is en hoe je ermee kunt werken in je eigen projecten. Je duikt specifiek in het veelgebruikte versiebeheersysteem Git. Stap voor stap leer je hoe je een repository aanmaakt, wijzigingen bijhoudt, werkt met branches en samenwerkt met anderen via een centrale repository.
Module 6 – Python
In deze laatste module komen alle concepten die je in de voorgaande modules hebt geleerd samen in een klein project. Je gaat aan de slag met de programmeertaal Python en zult werken in een Integrated Development Environment (IDE). Eerst krijg je een korte herhaling en toelichting van de belangrijkste concepten, zoals variabelen, gegevenstypen, lijsten, programmaverloop, functies en lussen. Vervolgens ga je stap voor stap een project bouwen waarin je een eenvoudige rekenfunctie maakt. Hierbij leer je omgaan met fouten en je code verbeteren. Tot slot kijk je vooruit naar de volgende stappen die je kunt nemen om je verder te ontwikkelen als programmeur.