Inhoud - basisopleiding Dierenartsassistent Paraveterinair
De basisopleiding Dierenartsassistent Paraveterinair bestaat uit de volgende 8 modules:
Module 1 – Werken in een dierenartspraktijk
In deze eerste module maak je kennis met het veelzijdige vak van paraveterinair. Wat houdt dit beroep precies in? En welke rol speel jij in een dierenartspraktijk? Je krijgt een duidelijk beeld van een werkdag in een praktijk en met wie je samenwerkt, zoals dierenartsen, dierenartsassistenten en dierverzorgers.
Daarnaast leer je welke soorten praktijken er zijn – van kleine gezelschapsdierenklinieken tot gespecialiseerde dierenziekenhuizen. Ook komt aan bod hoe het spreekuur van een paraveterinair eruitziet, hoe een praktijk georganiseerd kan zijn en welke specialisaties er mogelijk zijn in het vakgebied.
Na deze module heb je een goed beeld van het werkveld waarin je je als paraveterinair kunt ontwikkelen en kun je de eerste stappen zetten richting een deskundige en professionele beroepshouding.
Module 2 – Diersoorten en dierenrassen
In deze module duik je in de basiskennis van het dierenrijk. Als paraveterinair is het belangrijk dat je een brede algemene kennis hebt van verschillende diersoorten. In deze module leer je hoe het dierenrijk is opgebouwd en maak je kennis met zoogdieren, vogels, reptielen, vissen en amfibieën.
De meeste aandacht gaat in deze module uit naar honden en katten, omdat je die in de praktijk het vaakst tegenkomt. Je leert meer over de meest voorkomende rassen, hun kenmerken en aandachtspunten in de verzorging.
Daarnaast maak je kennis met de actuele lijst van huis- en hobbydieren (versie 2024), zodat je weet welke diersoorten in Nederland gehouden mogen worden. Na afronding van deze module heb je een stevig fundament om dieren op een verantwoorde en deskundige manier te kunnen benaderen en verzorgen.
Module 3 – Dierverzorging en werkzaamheden
In deze module leer je wat er allemaal komt kijken bij de dagelijkse verzorging van dieren in een dierenartsenpraktijk. Je leert hoe je dieren op een veilige en verantwoorde manier hanteert en fixeert en hoe je daarbij rekening houdt met de diersoort.
Ook krijg je inzicht in wat er gebeurt met dieren tijdens een spreekuur en hoe je zorgt voor een goede huisvesting, zowel voor honden en katten als voor bijzondere diersoorten. Er is aandacht voor de nazorg na een operatie of behandeling, voeding en het geven van voedingsadviezen, het toedienen van medicijnen en het schoonmaken en ontsmetten van verblijven.
Tot slot leer je stresssignalen van honden en katten te herkennen en hoe je hiermee omgaat in de praktijk. Na deze module ben je beter in staat om doordachte keuzes te maken in de dagelijkse verzorging van dieren, afgestemd op hun soort en situatie.
Module 4 – Administratie en telefonie in de dierenartspraktijk
In deze module maak je kennis met het medische en communicatieve hart van het beroep paraveterinair. Je leert welke taken jij aan de balie en aan de telefoon vervult en hoe belangrijk een professionele, rustige houding daarbij is. Denk hierbij aan het beantwoorden van telefoontjes, het plannen van afspraken en het invoeren van patiëntgegevens in systemen zoals Animana en Smartflow.
Daarnaast komt het adviseren van huisdiereigenaren uitgebreid aan bod. Hoe ga je om met emotionele klanten? Hoe voer je moeilijke gesprekken, bijvoorbeeld bij slecht nieuws of euthanasie?
Ook is er aandacht voor jouw eigen emoties: hoe bewaak je je grenzen en blijf je professioneel in intensieve situaties? Deze module geeft je de theoretische basis en praktische handvatten om zelfverzekerd en deskundig te communiceren in de praktijk.
Module 5 – Medische kennis en paraveterinaire werkzaamheden
Een belangrijk onderdeel van deze module is het kennen en begrijpen van vaccinatie- en ontwormingsschema’s. Je leert waarom deze schema’s essentieel zijn voor de gezondheid van huisdieren en hoe je eigenaren hierin kunt adviseren.
Ook wordt er uitgebreid stilgestaan bij laboratoriumwerkzaamheden, zoals het voorbereiden en verwerken van monsters. Daarnaast leer je hoe je zorgvuldig omgaat met situaties rondom euthanasie, inclusief de begeleiding van eigenaren en het bewaken van je eigen emoties.
Tot slot komt wet- en regelgeving aan bod. Wat mag je wel en niet doen als paraveterinair? Deze module helpt je om op een zorgvuldige, verantwoorde manier te werken binnen de kaders van de diergezondheidszorg.
Module 6 – Anatomie en fysiologie
In deze module verdiep je je in de bouw en werking van het dierenlichaam. Je leert hoe het lichaam van honden en katten anatomisch in elkaar zit en hoe de organen en orgaansystemen samenwerken.
Er wordt aandacht besteed aan de huid, het skelet, het gebit, de spijsvertering, de voortplanting en de belangrijkste organen. Ook leer je over de verschillen tussen honden, katten en bijzondere diersoorten, zodat je hun gezondheid beter kunt beoordelen en signalen sneller leert herkennen.
Module 7 – Ziektes bij dieren
In deze module leer je welke ziektes veel voorkomen bij gezelschapsdieren en wat de oorzaken hiervan zijn. De focus ligt op honden en katten: je maakt kennis met infectieziektes, parasitaire aandoeningen en erfelijke, rasgebonden ziektes die regelmatig in de praktijk voorkomen.
Daarnaast krijg je ook een globaal beeld van ziektes bij konijnen, vogels, reptielen en amfibieën. Zo leer je onder andere over myxomatose bij konijnen en bloedluis bij vogels.
Ook ga je aan de slag met het herkennen van zoönosen: ziektes die van dier op mens overdraagbaar zijn, zoals rabiës, toxoplasmose en ringworm. Deze aandoeningen kunnen signaleren en benoemen is belangrijk voor de veiligheid van jou, je collega’s en de klant.
Module 8 – Spoedgevallen, EHBO en anesthesie
In deze laatste module leer je hoe je een spoedgeval bij dieren herkent en beoordeelt. Je leert wat triage inhoudt en hoe je bepaalt binnen hoeveel tijd een dier zorg nodig heeft. Je oefent met het uitvragen van de eigenaar, het geruststellen en het geven van advies bij acute situaties.
Ook leer je hoe je het eerste spoedonderzoek uitvoert, waarbij je ademhaling, pols en temperatuur controleert. Verder krijg je kennis over verschillende spoedgevallen zoals onderkoeling, oververhitting, botbreuken, vergiftiging en hoe je moet reanimeren. Daarnaast leer je hoe je wonden verzorgt en verband aanlegt en verwisselt.
Verder krijg je ook een basiskennis mee over de anesthesie. Zo leer je de productgroepen kennen en herken je de namen van de meest gebruikte anesthetica. Ook leer je welke bewakingsapparatuur er veel gebruikt wordt.